Op avontuur met echte vogelwachters
Vanmiddag gaat opa Sippelaar met Tim en Tamara op pad met twee vogelwachters. Hun namen zijn Jan de Jong en Paulus Brouwer. Na vier uur zijn ze bij de Oostkant van de Buregrie, vlakbij de Kooiplaats te vinden. Ieder jaar komen heel veel weidevogels op dit terrein van 66 hectare broeden: veel kieviten, grutto’s, tureluurs en scholeksters. Toch raapten Jan de Jong en Paulus Brouwer, toen ze net zo oud waren als Tim en Tamara, alle kievitseieren, die ze maar konden vinden. Jan: “Die verkochten we aan de slager in Nes.
Opa Sippelaar en de slimme grutto’s
Opa Sippelaar zit bij tante Trijn aan haar keukentafel. Hij heeft de krant meegebracht en wijst haar op een groot artikel over de grutto’s. Vier pagina’s staan er mee volgeschreven. “De grutto’s zijn onderweg naar Nederland”, vertelt hij tante Trijn. Hij kijkt haar aan met een gefronst voorhoofd en wrijft bedachtzaam door zijn baard. “Dat is mooi!” zegt tante Trijn. “Maar waarom kijk je daar zo ernstig bij.
Twee opa’s en de kievitseieren
Tim en Tamara zitten bij opa Sippelaar achter in de jeep. Dat is niet normaal. Met opa zijn ze altijd met de fiets onderweg, maar nu niet. Opa Sippelaar is onderweg naar de Kooiplaats. Vlak daaromheen weet hij heel veel kievitsnesten te vinden en die wil hij aan Tim en Tamara laten zien. De achterbak van de auto ligt vol stokken; het bovenste deel daarvan is wit geverfd. Het schiet niet erg op. Opa rijdt heel, heel langzaam en hij is nog maar bij Nes.